De fabel van de vrije wil
Studeren is nadenken en doceren is het aanzetten daartoe. Waar binnen de ene studie grotendeels wordt uitgegaan van allerlei principes, vanzelfsprekendheden en wetmatigheden, is de andere studie juist één groot grijs gebied. Nadat ik mij bijna een jaar vrijwel fulltime bezig had gehouden met allerlei strafrechtelijke vaktechnische onderwerpen, kwam ik in een filosofisch getint seminar tot de ontdekking dat er al tijden een discussie gaande is die knaagt aan het fundament van ons hele strafrechtsysteem. Het systeem waar ik mij nota bene een heel jaar in heb laten doceren. Zijn die uren en uren studeren dan allemaal verspilde tijd geweest? Ik denk het niet; het systeem blijft immers staan en is hoe we het nu eenmaal doen. Maar het is goed om erover na te denken en af en toe tegen het licht te houden. De discussie gaat in de kern om de vraag of wij mensen over een vrije wil beschikken; een belangrijk criterium om strafrechtelijk gedrag – maar ook gedrag in het algemeen – toe te kunnen rekenen. Is de mens compleet vrij in zijn doen en laten of is hij toch eerder het stuurloze product van onbeheersbare invloeden en hersenactiviteit? Een filosofische discussie waar ik het bestaan niet van wist, maar die in ieder geval wél is blijven hangen en heeft aangezet tot denken.
Alhoewel de discussie over het bestaan van een vrije wil al decennia lang speelt, is deze door neurowetenschappelijk onderzoek de laatste jaren in een ander daglicht komen te staan. Zo ontdekte fysioloog Benjamin Libet in de jaren ’70 en ’80 dat de hersenimpuls die leidt tot een handeling circa 200 milliseconden eerder plaatsvindt dan dat de mens zich ervan bewust wordt. Zijn conclusie was dan ook dat er geen sprake kán zijn van een bewust wilsbesluit alvorens men overgaat tot handelen, maar dat de handeling juist aan het denken voorafgaat. En ook hersenwetenschappers Victor Lamme en Dick Schwaab ontkennen in hun respectievelijke bestsellers De vrije wil bestaat niet en Wij zijn ons brein stellig het bestaan van de vrije wil. De rede zou volgens Lamme niets meer zijn dan een ‘kwebbeldoos’: hij stuurt onze besluiten niet, maar becommentarieert ze slechts achteraf. Deze onbewuste manier van beslissen wil volgens Schwaab echter niet zeggen dat je deze beslissing niet geïnformeerd neemt. Neurowetenschappelijke experimenten laten zien dat je een belangrijke beslissing prima kunt nemen op basis van gevoel. Dat betekent niet per definitie dat je die beslissing zomaar neemt, die is wel degelijk gebaseerd op allerlei meegewogen informatie. Uiteindelijk beslis je volgens Schwaab echter op een onbewuste, impulsieve manier. Achteraf verzint de cortex – de ‘kwebbeldoos’ – daar een al dan niet juiste reden bij.
In een gedetermineerde wereld zou de mens dus geen controle hebben over zijn handelen en hier op geen enkele manier invloed op kunnen uitoefenen. Dit is wellicht een pijnlijke gedachte. Zoals gezegd, zou dit eveneens een worst case scenario voor ons strafrechtsysteem betekenen. Als determinisme waar is hadden we immers nooit anders kunnen handelen dan we deden. Het bestaan van de vrije wil betekent nu juist dat een verrichte handeling er één is van meerdere mogelijke handelingen. Er moet sprake zijn geweest van opties waaruit gekozen kan worden. Deze voorwaarde voor vrije wil lijkt lijnrecht tegenover het determinisme te staan. Volgens het determinisme liggen de uitkomsten van onze afwegingen namelijk al vast. Het lijkt alsof er iets te kiezen is, maar in feite is dat een illusie. Een tweede voorwaarde is dat de keuze een handeling te verrichten ook echt mijn keuze moet zijn. Handelingen zijn echt van mij als ik er de bron van ben, als ik ze kan uitleggen en rechtvaardigen, als ik me ermee kan identificeren. We denken namelijk vaak dat de keuzes die we maken echt de onze zijn. Maar uit neurowetenschappelijk onderzoek blijkt dat in feite allerlei onbewuste processen in onze hersenen aan de touwtjes trekken.
Sluit een gedetermineerde wereld het bestaan van een vrije wil nu dus uit? Men handelt in vrijheid als dit gebeurt op basis van eigen overwegingen. Maakt het voor de vrije wil dan nog uit of die overwegingen eventueel gedetermineerd zijn? Hoewel het idee dat we onze daden controleren met onze gedachten een illusie is, worden onze daden wel gecontroleerd door het brein. In dat geval worden straffen gelegitimeerd door een fout brein. Het brein wordt gestraft, inclusief de persoon die er omheen zit. Zo bezien hangt het antwoord op de vraag of de vrije wil bestaat en of deze compatibel is met de gedetermineerde wereld, volgens mij vooral af van de definiëring die wordt gehanteerd. Vooralsnog durf ik ons gehele strafrechtsysteem in ieder geval nog niet volledig overboord te gooien.