De (ogenschijnlijke) tegenstrijdigheid van tijd tijdens coronatijd
In februari ben ik gaan samenwonen, in een huis met een tuin. Als dat laatste niet zo bijzonder klinkt, weet de zonaanbiddende en barbecueënde student wel beter. Maar een maand later, zo ergens halverwege maart, bleek ons stukje privégroen al helemaal een voorrecht te zijn. Tijdens de toen afgekondigde ‘intelligente lockdown’ ging ik namelijk liever niet vaker de straat op dan strikt noodzakelijk. Dan was het dus extra fijn om in alle vrijheid via de achterdeur te ontsnappen aan het soms beklemmende binnen-zijn.
Ergens aan het einde van de zomer, toen die intelligente lockdown langzaamaan (aanzienlijk) werd versoepeld, sprak ik met iemand over die eerste coronagolf. Haar bevindingen: “De dagen voelden opeens zo lang! Normaal gezien vloog ik dagelijks van hot naar her in de binnenstad, maar nu vervielen de meeste afspraken of woonde ik ze thuis vanaf de bank bij. Het afgelopen halfjaar is de tijd echt voorbijgekropen.”
Haar ervaring kan niet meer tegengesteld zijn aan de mijne. Sinds die beruchte week in maart, is de tijd voor mijn gevoel voorbijgevlogen als zo’n voorbijracend koppel van middelbare leeftijd op hun elektrische fiets. Alle dagen leken op elkaar. Opstaan, wat aan het werk, even pauze, weer wat aan het werk, ’s avonds niks bijzonders, repeat. Tussendoor was er weinig afleiding, waren er weinig bijzondere activiteiten om naartoe te leven en bestond het contact met de buitenwereld uit al dan niet zakelijk ge-zoom en ge-meet.
Je zou dan inderdaad zeggen dat de dagen maar traag optellen in zo’n situatie van uitzichtloosheid, maar de monotone voorjaarsmaanden zorgden er voor mij voor dat ik de tel van de dagen en weken juist steeds meer kwijtraakte. In het begin hield ik de tijd steeds bij in termen van ‘weken na die bewuste persconferentie’. Maar na een maand of 3 stond ik ervan te kijken dat we plotseling alweer 12 weken verder waren. Was het nu al juni? Waar was maart gebleven? Voor mijn gevoel hebben zowel april als mei allebei niet veel langer geduurd dan een week.
Dit zorgde ervoor dat de zomerperiode ook wat vreemd begon. Normaliter bereidde je je na je laatste tentamens voor op de tofste reizen en stond je overal en nergens te dartelen op de festivalweides. Nu sloot je op een bepaalde juniavond je laptop af om de volgende ochtend plotseling te beseffen dat dit je laatste deadline was geweest. Goed, in juli en augustus leek alles weer wat beter te gaan en was er de ruimte om er alsnog een mooie zomer van te maken. Het ging zelfs zóveel beter dat ik ergens in juli nog de lichte hoop had dat mijn geplande uitwisseling naar Durham in dit semester misschien nog door kon gaan – domme ik.
Nu het – op moment van schrijven – alweer halverwege oktober is, en we gevoelsmatig weer terug zijn bij begin maart, begon ik steeds meer te bezinnen over mijn tijdsbesef in deze coronatijd. Hoe ziet de wereld er de komende tijd uit? Vliegt de tijd straks weer voorbij, en is het straks weer binnen een oogwenk plotseling juni? Is het juist goed dat deze periode zo snel mogelijk voorbijgaat, of is dat ergens weer zonde van de tijd?
Laatst besefte ik dat mijn trage tijdsbeleving, en de ogenschijnlijk tegenovergestelde ervaring van mijn gesprekspartner, misschien helemaal niet zo tegengesteld zijn. Aan het begin van de lockdown leken de dagen inderdaad vooral leeg te zijn. Vol te maken met activiteiten, achterstallige klusjes en wensen, extraatjes en vergeten hobby’s waar ik normaal ‘geen tijd’ voor had. Nu leek dat allemaal prima mogelijk, want je had toch veel minder te doen. Hoewel de tijd op week- en maandniveau voorbijroetsjte, waren de individuele dagen vooral blanco en vol mogelijkheden. Was er nu weinig tijd omdat de tijd voorbijvloog, of was er juist veel tijd omdat de dagen zo goed als openlagen? Het voelt als een ogenschijnlijke tegenstrijdigheid van tijd, die ik nog altijd niet helemaal begrijp.
Iets om verder over na te denken dus. En als dat denken me dan even te veel wordt, kan ik altijd zo even de achterdeur uitstappen en die typische frisse herfstlucht opsnuiven. Er is toch tijd zat.