De zesjescultuur
In de periode aan mijn middelbare school werd ik voor het eerst geconfronteerd met het begrip ‘zesjescultuur’. Nog voordat ik van het bestaan van dit begrip afwist, werd mij verweten dat ik debet was aan het in stand houden hiervan. En ook vandaag de dag zie en hoor ik de term nog veelvuldig voorbij komen in de media, het sociale leven en zelfs in politiek Den Haag. De Nederlandse student wordt verweten dat hij een instelling of houding aanneemt om slechts die inspanningen te verrichten die nodig zijn voor het behalen van het minimaal benodigde resultaat: een 6. Het zou de gemiddelde Nederlandse student kortweg schorten aan ambitie.
Maar zijn we met dergelijke snelle conclusies het werkelijke doel van onderwijs niet uit het oog verloren? Onderwijs zou uiteindelijk moeten gaan om het ontwikkelen van individuele talenten, niet om de vraag waar je staat ten opzichte van de anderen. Door het bestaan van de zesjescultuur, de zesjesmentaliteit of deze ‘studententien’ constant te erkennen, ondermijn je dit uitgangspunt. Ik zie mede door onze voortdenderende prestatiemaatschappij juist een toenemend ambitieniveau onder scholieren en studenten. Veel ambitie hoeft echter niet altijd per definitie te resulteren in hoge studieresultaten. Er zijn ook studenten die het halen van hun papiertje meer als een te nemen hobbel zien. Het diploma wordt gezien als een middel om te kunnen doen wat ze nu daadwerkelijk willen gaan doen. Het is slechts een noodzakelijk kwaad. Het échte leven begint in hun optiek pas daarna of speelt zich af náást studie en school.
Ook zónder het halen van hoge studieresultaten kan men dus bol staan van ambitie. Zo wordt onze vrije tijd ook steeds meer volgepropt met ambities. Men wil zich ontplooien, nieuwe dingen ontdekken, gezond leven, maatschappelijk betrokken zijn en wat al niet meer. ‘Ociofobie’ is door de Spaanse psycholoog Rafael Santadreu bedacht en de wereld ingeslingerd. Dit woord laat zich vrij vertalen als ‘vrijetijdsfobie’. Verveling heeft hiermee de status van een doodzonde gekregen in onze hedendaagse wereld, terwijl voldoening het nieuwe goud lijkt te zijn.
Scholieren en studenten vinden die voldoening door te ontdekken waar ze goed in zijn en waarmee ze kunnen presteren en excelleren. Het is een cliché, maar plezier en voldoening staan daarmee aan de basis van prestaties. Het triggeren van de intrinsieke motivatie is dan ook de spreekwoordelijke sleutel tot succes. Door keer op keer te verwijzen naar de Nederlandse ‘zesjescultuur’ en scholieren wijs te maken dat zij zo hoog mogelijk in het systeem moeten eindigen door zo hoog mogelijke cijfers te halen, triggert men louter de extrinsieke motivatie. Begrijp me niet verkeerd, voor sommigen werkt dit. Maar of dit dan de ideale situatie is, is een tweede.
Noem mij een idealist, maar in het verlengde hiervan heb ik ook moeite met onderwijsinstanties die met een bedrijfsmatige aanpak worden bestuurd en waar aandacht voor het individu op een zijspoor belandt. Onderwijsinstellingen stellen het slagingspercentage en de te ontvangen subsidie per geslaagde leerling voorop. Hiermee zijn zij als een soort legbatterij gaan functioneren en geobsedeerd geraakt door rendementen en prestaties. De ‘zesjescultuur’ is natuurlijk mede het product van deze omgeving.
Al met al geloof ik niet dat deze ‘zesjescultuur’ in meer of mindere mate geworteld zit in de Nederlandse scholieren. Aan ambitie vaak geen gebrek. Iedereen streeft denk ik naar het hoogst haalbare, maar iedereen bepaalt ook zélf wat daarvoor nodig is. Deze invulling verschilt nu eenmaal en is niet in cijfers uit te drukken.