Discover Weekly
Ik ben opgegroeid met een vader in de cultuursector, een met veel ervaring en kennis op het gebied van kunst en muziek. Thuis stond er dan ook vrijwel altijd muziek op, tijdens het knutselen, het eten etc. Destijds was ik niet bewust wat de waarde hiervan was, en zag de melodieën destijds niet als meer dan geluid op de achtergrond.
Er werd een breed scala aan nummers gedraaid, waaronder de muziek van toen en, meer nog, die van uit de jeugd van mijn ouders, The Rolling Stones, Bowie en anderen. Hiernaast kwam ook veel minder bekender muziek voorbij, waarvan een groot deel wereldmuziek. Artiesten als Lena Rothstein (een favoriet van mijn moeder), het Finse Värttinä, of Rabih Abou-Khalil. Artiesten die mijn vader voor zijn werk had laten optreden. Zoals gezegd, het zorgde voor sfeer, en natuurlijk luisterde ook ik zo nu en dan naar de bangers van Samson en Gert, maar een echte rol had muziek niet mijn leven.
Tijdens de middelbare schoolperiode kreeg muziek een plek. Bandjes als Radiohead en Muse en later, misschien gerelateerd aan mijn studievoortgang, ook vooral veel klassieke en oude muziek, zoals L’Arpegiatta en Jordi Savall. Bij de genres waar ik vooral naar luisterde, was ik, dacht ik toen, op eigen kracht beland. Nu ik terugkijk lijkt het niet meer dan een uitbouwing op de fundamenten die mijn ouders mij hebben meegegeven. Ik belandde vaak in discussies over wie welke artiest nu had ontdekt, mijn ouders of ik.
Met het begin van mijn studie heb ik de grootste stappen gezet. Colleges bleken niet iets voor mij en als ik thuis zat, stond eerst de radio aan en ontdekte ik minimalistische muziek, met namen als Philip Glass, en Simeon Ten Holt. Het genre hielp niet alleen tijdens het leren, maar was ook heerlijk om zonder open boek te horen. In de avonden zette ik wereldmuziek op, Bombino, Nusrat Fateh Ali Khan, Ali Farka Touré, Urna en Giora Feidman. De niche van mijn ouders ontplooide zich nóg verder, ook onder invloed van vrienden.
Dan nu datgene wat mijn oorspronkelijke onderwerp zou zijn, voordat ik begon met het langdradige nostalgische gezever: de ‘Discover Weekly’ lijst van Spotify. Sinds 2018 beschik ik over een Spotify-premium abonnement en heb inmiddels dus een aardige collectie van opgeslagen nummers. Ik vertrek morgen op motorvakantie naar Noorwegen, en omdat mijn reisgezelschap mij de praktische dingen, denk gereedschap, maaltijden, kooksets, niet toevertrouwde, werd mijn rol het regelen van de muziek. Ik zit daarom al uren mijn lijsten bij te werken en orde scheppen in alle opgeslagen liedjes. Van die liedjes is een gigantisch deel afkomstig uit de eerder genoemde ‘Discover Weekly’. In een zeker opzicht is die kant-en-klare lijst prima, een groot deel van wat ik krijg voorgeschoteld valt binnen de genres waar ik normaal naar luister, maar bij herhaald luisteren is het ook niet veel meer dan dat. Het zijn, een uitzondering daargelaten, geen nummers waar ik het warm van krijg.
Het algoritme van Spotify is in mijn geval dus niet het middel voor het ontdekken van nieuwe muziek. Nieuwe muziek en de waarde daarvan wordt naar mijn idee bepaald door de setting, het gezelschap, de situatie. Uiteindelijk is het niet de muziek die thuis opstond of de muziek die ik tijdens mijn studie met vrienden voor het eerst hoorde, die ik bestempelen zou als achtergrondgeluid. Het was juist de muziek waaruit mijn huidige lijsten nu grotendeels bestaan.