Waarom ‘socialisten’ niet naar de Primark gaan
“Echte socialisten gaan niet naar de Primark,” zei iemand ooit op een gezamenlijk evenement van verschillende politieke jongerenorganisaties. Terwijl er een aantal instemmende reacties volgden, bleef ik angstvallig stil. “Oeps, mijn kast hangt vol met kleding van de Primark,” dacht ik bij mezelf met het schaamrood op de kaken, “dat kan ook eigenlijk echt niet.” Tja, ik ga er niet over liegen. Ik heb ‘duistere tijden’ gekend waarin ik zonder blikken of blozen de rekken van de Primark leegtrok, zonder ook maar een moment stil te staan bij de slechte arbeidsomstandigheden in de kledingfabrieken van de modeketen. Ik liet vrolijk mijn nieuwe aankopen zien aan mijn moeder zonder ook maar een moment na te denken over de milieuschade die productie van de kleding teweegbracht. Ik reageerde enthousiast met emoji’s met hartjesogen wanneer een van mijn Facebookvrienden zijn of haar bezoekje bij de populaire modeketen deelde.
Dat veranderde toen ik me meer ging interesseren in politiek en duurzaamheid. En aangezien februari de maand van de liefde is, leek het me een goed idee om ook aandacht te besteden aan de zaken in de wereld die niet zo heel erg liefdevol zijn: de fast-fashionindustrie. In mijn politieke netwerk ben ik zeker niet de enige die negatief tegenover de fast-fashionindustrie staat. Daarom ben ik altijd wat verbaasd wanneer ik zie dat deze zelfbenoemde socialisten die de Primark bewust vermijden, wel in shirts van de H&M, schoenen van Nike of Adidas en een broek van de Levi’s lopen. Deze merken zijn namelijk geen haar beter dan de Primark. Dit kunnen we zien wanneer we de scores van deze ketens opzoeken bij Rank a Brand. Dit is een onafhankelijke merkenvergelijkingssite die consumentenmerken in diverse sectoren beoordeelt en vergelijkt op duurzaamheid en maatschappelijke verantwoordelijkheid. Na deze beoordeling krijgt de keten een label toegekend van A t/m. E. Hierbij is A het hoogste en E het laagste.
Wanneer we de verschillende bekende kledingmerken met elkaar vergelijken, zien we dat ze vrijwel allemaal een C of een D scoren. Een C klinkt misschien niet slecht, maar wanneer je kritisch kijkt naar de beoordelingscriteria van Rank a Brand, zien we dat een keten al gauw het C-label krijgt. Bijvoorbeeld wanneer het bedrijf transparant is over de arbeidsomstandigheden of het voornemen heeft de CO2-uitstoot te verminderen, zonder daarbij concrete strategieën te noemen. Zo scoort modeketen Zara een C, terwijl het merk volgens Rank a Brand nog veel punten laat liggen op het klimaat- en milieubeleid. Een ander voorbeeld daarvan vinden we, hoewel het geen kledingmerk is, bij Apple. Ook het elektronicamerk scoort een C, terwijl er “nog een lange weg te gaan [is] om echt goede arbeidsomstandigheden te garanderen.” Eenzelfde voorbeeld speelde een aantal jaar terug bij de manier waarop Rank a Brand supermarkten beoordeelde. De biologische supermarkt EkoPlaza scoorde slechts een D, omdat er van de keten geen duidelijke duurzaamheidscijfers en –strategieën te vinden waren. Inmiddels scoort EkoPlaza een B.
Tja, ik ga er niet over liegen. Ik heb ‘duistere tijden’ gekend waarin ik zonder blikken of blozen de rekken van de Primark leegtrok
We kunnen dus concluderen dat Rank a Brand de verschillende ketens en merken vooral beoordeelt op transparantie. Het is dus zeer de vraag of merken die het label C toegekend krijgen wel echt zo fair zijn als je in eerste instantie zou vermoeden. Deze transparantie zou natuurlijk wel een eerste belangrijke stap kunnen zijn naar het verbeteren van de arbeidsomstandigheden in en het verminderen van de CO2-uitstoot van kledingfabrieken. Op basis van dit inzicht kunnen consumenten namelijk een betere afweging maken bij welke ketens ze wel en niet kleding willen kopen.
Wanneer je als consument dan hebt besloten om geen of anders een zo’n klein mogelijke bijdrage te leveren aan de fast-fashionindustrie, is het dan ook niet zo gek dat je besluit om geen stap meer in de Primark te zetten. Het is echter frappant dat dezelfde consument nog wel vrolijk kleding koopt van andere bekende westerse merken als H&M, Vero Moda, Zara, Adidas en Nike. Een klassiek voorbeeld van cognitieve dissonantie. Dit zien we vaker terug bij de “Gauche Caviar Club,” ofwel, de mensen die pretenderen socialist te zijn maar er toch een behoorlijk kapitalistische levensstijl op nahouden.
Ik ben altijd wat verbaasd wanneer ik zie dat deze zelfbenoemde socialisten die de Primark bewust vermijden, wel in shirts van de H&M, schoenen van Nike of Adidas en een broek van de Levi’s lopen
Dus ja, mijn vraag is eigenlijk: waarom die enorme afkeer tegen alleen de Primark? Is dat niet een beetje hypocriet? Ik wil de uitbuiting van arbeiders absoluut niet goedpraten, maar ik heb oprecht moeite met deze dubbele moraal. Toen ik namelijk tot de conclusie kwam dat ik geen bijdrage meer wilde leveren aan de fast-fashionindustrie, leek het me beter om zowel de Primark, als de H&M, Zara, C&A en eigenlijk alle andere ketens waar ik normaal gesproken kwam voortaan zoveel mogelijk te vermijden. Maar waarom lijk ik de enige te zijn die tot deze conclusie komt? Zijn het toch altijd weer die verdraaide oogkleppen? Of ligt er een andere oorzaak aan ten grondslag? Ik snap uiteraard dat niet iedereen het geld heeft voor duurzaam of eerlijk geproduceerde kleding, maar wees eens kritisch naar jezelf: hoeveel kledingstukken die in je kast hangen had je écht nodig? Natuurlijk is de manier waarop je je kleedt een deel van je identiteit, maar wanneer je voor de kassa staat met vier basic witte shirts van vijf euro per stuk, mag je jezelf best de vraag stellen of je niet beter een duurzaam en eerlijk geproduceerd shirt voor een iets hogere prijs kan kopen. Maar, waar koop je dan eerlijke kleding, en hoe weet je zeker dat het wel echt fair en duurzaam is? Bekende Groningse winkels waar je duurzame en vintage kleding kan kopen, zijn bijvoorbeeld Stardust en Koko Toko. Ook de online shopper komt aan zijn of haar trekken: op de Nederlandse webshop projectcece.nl staat een grote hoeveelheid fair fashion, voorzien van verschillende keurmerken van bijvoorbeeld PETA. Daarnaast bestaat er ook nog zoiets als tweedehandskleding. Neem bijvoorbeeld eens een kijkje in De Recessie, een tweedehandswinkel in de Oude Kijk in ‘t Jatstraat. Helaas vinden veel mensen tweedehandskleding een vies idee. Ze vergeten daarbij alleen dat fast fashion alles behalve “schoon” is.
Zijn het toch altijd weer die verdraaide oogkleppen?
Ook ik ben op dit gebied nog lang niet heilig. Nee, zelf zit ik ook nog middenin een proces van “on-salonsocialistiseren”, want terwijl ik net supertrots mijn duurzaam geproduceerde spijkerbroek van Mud Jeans heb aangetrokken, kijk ik op mijn iPad nog even snel naar mijn agenda. Ik drink een kopje thee van een bij Unilever aangesloten theemerk. Ik poets mijn tanden met een plastic tandenborstel, maar dan wél met vegan tandpasta. Ja, ook ik ben vaak nog superhypocriet, net als vele anderen. Maar ik probeer mezelf elke dag opnieuw uit te dagen om een bijdrage te leveren aan een betere en mooiere wereld, ik durf kritisch naar mezelf te kijken en toe te geven dat ik het ook niet altijd bij het rechte eind heb. Tja… de weg is lang, en kent ook eenzaamheid. Maar voer de strijd nooit alleen.