“Wat is er gebeurd met mijn basisbeurs?”

Sybolt Friso 5 min 11/12/2018

Het verhaal achter de kwaliteitsafspraken

Het is alweer een aantal jaren terug, maar het zal ons allen nog vers in het geheugen zitten: de veelbesproken afschaffing van de basisbeurs. Vanaf het collegejaar 2015-2016 werd het ‘sociale leenstelsel’ ingevoerd, waardoor de studiefinanciering voor de meeste studenten niet langer zou bestaan uit een gift, maar uit een op termijn terug te betalen lening – mét rente. We weten allemaal ongetwijfeld nog dat deze maatregel destijds (en nu nog steeds) het nodige stof deed opwaaien onder de studentengemeenschappen, maar inmiddels zijn we allemaal ook wel weer gewend aan onze trouwe – doch ietwat twijfelachtige – relatie met ‘ome DUO’.

Discussies over de toegankelijkheid van het onderwijs, de kans op een hypotheek en maximaal lenen daargelaten – we kunnen ons allen ook nog wel herinneren dat de basisbeurs niet voor niets werd afgeschaft. De overheid beloofde met het invoeren van deze maatregel het vrijgekomen geld regelrecht te investeren in de verbetering van het onderwijs. Een deal waar de student dus niet de dupe van zou zijn, maar juist van zou moeten profiteren. Dit jaar is eindelijk bekend geworden op welke manier de student zal profiteren van deze investeringen, en de processen om deze plannen in werking te stellen zijn inmiddels in volle gang. Dat lijkt allemaal positief, en ‘de verbetering van het onderwijs’ klinkt natuurlijk erg leuk en aardig, maar het klinkt tegelijkertijd misschien wel zó breed dat het wat nietszeggend overkomt. Waar gaat ons geld nu eigenlijk concreet naar toe?


Een deal waar de student dus niet de dupe van zou zijn, maar juist van zou moeten profiteren. 

Horizontale dialoog

Het terugpompen van dit verschuldigde geld in het hoger onderwijs gebeurt onder het mom van de zogeheten ‘kwaliteitsafspraken’. Nu was het natuurlijk al duidelijk dat deze investering zal gaan om de kwaliteit van het onderwijs. Interessanter is dan wellicht dat het hier dus gaat om ‘afspraken’ – alles met betrekking tot de bestemming van dit geld gebeurt in overleg en afstemming met de onderwijsinstellingen. De overheid doet zelf dus geen concrete investeringen en legt de universiteiten en hogescholen weinig op. Hierbij wordt vanuit de overheid aangegeven dat bij het bepalen van de uiteindelijke bestemmingen een zogeheten ‘horizontale dialoog’ essentieel is. Dat betekent dat deze beslissing niet moet worden overgelaten aan slechts het bestuur van de onderwijsinstellingen, maar dat het de bedoeling is dat er plannen worden gemaakt op basis van een evenwichtig gesprek tussen (bijvoorbeeld) studenten, docenten, medezeggenschapsraden en bestuursleden.


Een zeer decentrale, open en vooral democratische wijze van overleg en besluitvorming, dus.

Om dit laatste zo effectief mogelijk te laten gebeuren, is er bijvoorbeeld binnen de Rijksuniversiteit Groningen bepaald dat het vrijgekomen geld wordt verdeeld onder de faculteiten, naar rato van het aantal ingeschreven studenten per faculteit. Op de faculteiten moet vervolgens door de faculteitsbesturen en medezeggenschapsorganen, in goed overleg met de studenten en docenten, worden bekeken welke onderwijsgerelateerde kwesties er spelen, waar er verbeterpunten zijn en hoe deze kunnen worden aangepakt met behulp van de vrijgekomen middelen. Een zeer decentrale, open en vooral democratische wijze van overleg en besluitvorming, dus. Uiteindelijk is het natuurlijk de bedoeling dat er uit deze besluitvormingsprocedure een aantal concrete plannen rollen. Hoewel de onderwijsinstellingen deze plannen zelf mogen invullen, moet de precieze inhoud van deze plannen worden bepaald aan de hand van één of meerdere uit zes door de overheid uitgezochte thema’s, die allemaal een concreet aspect van de kwaliteitsverbetering van het onderwijs beslaan.

De thema’s

Deze zes thema’s zijn allemaal grofweg gespecificeerd om aan te geven welke richtingen men op kan met de beschikbare gelden, maar tegelijkertijd zijn de thema’s nog erg breed en open voor interpretatie. Zo is er binnenin de thema’s nog veel speelruimte mogelijk voor een ideale afstemming op spelende problemen en mogelijke verbeterpunten binnen de specifieke onderwijsomgevingen.

Het eerste thema dat is bepaald gaat over onderwijsintensiteit. In de kern komt dit punt neer op het vergroten van het aantal docenten per student (de zogeheten student-staff ratio), zodat kleinschaliger onderwijs mogelijk wordt en daarmee intensiever contact tussen de student en de docent. Onder het mom van het tweede thema ‘onderwijsdifferentiatie’ kan er worden geïnvesteerd in het faciliteren van gevarieerde onderwijstrajecten en programma’s die beter afgestemd zijn op de individuele student. Een derde mogelijk thema is de kwaliteit van het onderwijzend personeel: een investering in de inhoudelijke en didactische vaardigheden van docenten, zou je kunnen zeggen. Het vierde thema gaat vervolgens over ‘onderwijsfaciliteiten’: denk aan fysieke maar ook vooral digitale middelen (zoals het optimaliseren van de elektronische leeromgevingen) die zorgen voor een goede of verbeterde leer- en studieomgeving. Het vijfde thema staat in het teken van de begeleiding en het welzijn van de studenten tijdens hun studie. Hierbij kun je denken aan een verbeterde persoonlijke inhoudelijke begeleiding tijdens je studie of een meer intensieve studieloopbaanbegeleiding. Ook een investering in de aanstelling van studentenpsychologen is een maatregel die hier binnen past. Het idee achter dit thema is dus vooral het creëren van gelijke kansen voor iedere student tijdens zijn of haar studie. Eenzelfde gedachte zit er achter het zesde en laatste thema ‘studiesucces’, waarbij er vooral een focus ligt op het faciliteren van gelijke kansen voor studenten met betrekking tot toelating, toegankelijkheid en doorstroom binnen de studies.  


Evaluatiemomenten zijn belangrijk voor de continuïteit van het ontvangen van de middelen, dus het is cruciaal dat de onderwijsinstellingen goede plannen maken én deze naar behoren uitvoeren.

De uitwerking

Goed, deze thema’s worden dan misschien van bovenaf opgelegd aan de onderwijsinstellingen, maar de daadwerkelijke keuze en uitwerking wordt volledig overgelaten aan de besturen en medezeggenschapsraden – en daarmee ook de ‘gewone’ student en docent. Eerder dit collegejaar was men al druk bezig met de oriënterende fase, waarbij er een inschatting werd gemaakt van spelende problemen en mogelijke verbeterpunten. Deze inzichten worden vóór Kerstmis nog vertaald naar concrete plannen die zijn gegoten in één of meerdere van bovenstaande thema’s. Wanneer zowel de besturen als de medezeggenschapsraden tevreden zijn met deze plannen, worden deze getoetst door een onafhankelijke organisatie. Men bekijkt hierbij onder andere of de plannen realistisch zijn en daadwerkelijk bijdragen aan een verbetering in onderwijskwaliteit en bovendien stroken met het algemene beleid van de onderwijsorganisatie. Wanneer deze toetsing voorspoedig is verlopen, zal het beloofde geld eindelijk aankomen op bestemming. Dit zal gaan om een jaarlijks te ontvangen bedrag, dat in eerste instantie nog oploopt tot 2024, waarna er een vast bedrag is bereikt dat vanaf dat jaar jaarlijks zal worden uitgekeerd. Hierbij vindt er wel een constante evaluatie plaats: bekeken wordt onder andere of de beloofde plannen ook daadwerkelijk worden uitgevoerd, of de behaalde effecten gewenst zijn en of gestelde doelen behaald worden. Deze evaluatiemomenten zijn belangrijk voor de continuïteit van het ontvangen van de middelen, dus het is cruciaal dat de onderwijsinstellingen goede plannen maken én deze naar behoren uitvoeren!

De littekens van de afschaffing van de basisbeurs zullen waarschijnlijk nooit helemaal verdwijnen, maar het is hopelijk in ieder geval goed te weten dat deze opoffering in de toekomst zeker zijn vruchten af zal werpen – ook al zullen we het allemaal misschien niet meer meemaken tijdens onze periode als student. Ook binnen jouw directe onderwijsomgeving worden er op dit moment dus plannen gesmeed om de onderwijskwaliteit bij jullie te verbeteren. Zoek dus vooral eens uit wat er zoal besproken is op jouw faculteit of hogeschool. Immers, de investeringen die zullen worden gedaan zijn misschien wel mede mogelijk gemaakt door geld dat anders op jouw bankrekening terecht was gekomen.   

Soortgelijke artikelen